Ambacht aan de wand (artikel Snijder&CO in Monumentaal Magazine juni 2021)

De betovering van geschilderd behang

Bomen, bloemen, vogels: in de 18de eeuw was het mode kamers te decoreren met op behang geschilderde landschappen. In de handbeschilderde behangsels zaten vaak hele verhalen verstopt, met verwijzing naar de bewoners en hun huis. Deze ambachtelijke schilderkunst leidde tot perspectivische panorama’s: muurkunst die soms een heel kamertje-rond ging.

 

Het Westfries Museum geeft met de expositie Ambacht aan de wand tot en met 23 januari 2022 verbeelding de ruimte. Met beschilderde behangsels uit de achttiende en negentiende eeuw, met hedendaags werk van Snijder&CO en met het verhaal over de Vaderlandsche Maatschappij van Reederij en Koophandel ter Liefde van ‘t Algemeen die met de productie van handbeschilderd behang de economische crisis vanaf 1777 te lijf ging. De tentoonstelling geeft een goed inzicht in het maakproces en laat veel schetsen en maquettes zien. Tevens zijn er verschillende video’s van het maakproces waardoor de uitstalling in het museum een bijzonder educatief karakter krijgt.


Sinds 1585

De kunst van het schilderen van behangsels deed waarschijnlijk omstreeks 1585 zijn intrede in de Nederlanden. Nadat Mechelen en Antwerpen in Spaanse handen waren gevallen, vluchtten tienduizenden inwoners naar het noorden. Tussen de vele kunstenaars, vrijdenkers en kooplieden zaten vermoedelijk schilders die de techniek van het behangselschilderen alhier introduceerden. Na een lange aanloopperiode in de zeventiende eeuw werd het handbeschilderd behang pas echt populair in de achttiende eeuw.

 

Naast wandtapijten vormden de behangsels een essentieel onderdeel van de voornaamste ontvangstvertrekken. Nagenoeg alle grote huizen hadden een kamer of zaal met wandschilderingen ook wel ‘kamers in ’t rond’ genoemd. Er moeten duizenden geschilderde kamers zijn geweest, waarvan slechts een fractie in situ bewaard is gebleven. In de zeventiende eeuw werd de toeschouwer geheel omringd door het geschilderde landschap omdat de voorstelling in de hoeken doorliepen en je daardoor bijna letterlijk het landschap kon instappen. Dat veranderde in de vroege achttiende eeuw als De Lairesse in zijn Groot Schilderboek pleit voor inkadering van de voorstelling en toepassing van een lambrisering om beschadiging door meubels te voorkomen.

 

Fabrieken

In eerste instantie waren het alleen rijke stadsbestuurders en regenten die zich beschilderd behang konden veroorloven, maar in de tweede helft van de achttiende eeuw verscheen het fenomeen ook steeds vaker in de stads- en buitenhuizen van de gegoede burgerij. Door de toenemende vraag maakten de kleine particuliere ateliers plaats voor behangselfabrieken met een lagere productieprijs als gevolg. Gedurende de twee eeuwen dat die wandbespanningen werden toegepast kende Nederland tientallen van dergelijke behangselfabrieken. Een bekende, en tevens laatste fabriek is de Vaderlandsche Maatschappij van Reederij en Koophandel ter Liefde van ’t Algemeen te Hoorn, opgericht in 1777 door de predikant en koopman Cornelis Ris.

 

Beschilderd behang werd in eerste instantie vervaardigd naar de wens van de opdrachtgever. Het thema verwees naar diens eigen maatschappelijke status of ambitie. In de geschilderde behangsels zaten vaak hele verhalen verstopt, met verwijzingen naar de bewoners en hun bezit. Later kwam het gebruik van bestaande ontwerpen waar de opdrachtgever aanpassingen kon laten uitvoeren meer in zwang. Dat is onder andere terug te zien in schetsen van de Hoornse behangfabriek waarop aantekeningen zijn gemaakt met specifieke wensen van de klant.

 

Aan een behangsel werd door verschillende mensen gewerkt, elk met een eigen expertise. Behangselschilders genoten meestal niet de status van kunstenaar, ondanks hun vakbekwaamheid of talent. Ze werden eerder beschouwd als ambachtslieden en waren meestal ingeschreven als lid van het Sint-Lucasgilde.

 

Vergeten ambacht

Als hedendaagse behangkunstenaars hebben Marcelo Gimenes en Jaap Snijder van de firma Snijder&CO dit 'vergeten' ambacht na bijna 200 jaar weer op de kaart gezet. Het duo schildert wandvullende behangsels in opdracht in een eigen stijl, maar rekening houdend met de technieken die vroeger zijn toegepast.

 

Gimenes en Snijder zijn beiden jaren werkzaam geweest in de interieur, design- en reclamewereld. Daarnaast zijn zij autonome kunstenaars met twee sterk uiteenlopende stijlen. Hun gezamenlijke passies zijn historische interieurs waar textiel, meubels, kunst en ambacht samen komen. Door als duo aan één behangsel te werken ontstaat een interessante combinatie waarbij het decoratieve oogpunt altijd streng bewaakt wordt. “Het resultaat is geen autonoom kunstwerk, het moet passen in de ruimte waarvoor het is bedoeld”, zeggen ze. Zo maken de Rotterdammers vooraf gedetailleerde schetsen en een maquette om de klant een goed inzicht te geven van het eindproduct. “Dat is belangrijk, want het schilderen van behang is een uiterst nauwkeurig proces. Kleuren, vormen en lichtval moeten goed op elkaar aansluiten. Het is vooral een arbeidsintensief ambacht, dat toewijding en passie vergt.

Weinig bewaard

Gimenes en Snijder vinden het opmerkelijk dat er zo weinig van deze 'Kamers in ‘t rond' bewaard zijn gebleven. Ook de kennis over het maakproces is grotendeels verloren gegaan. “Pas toen wij begonnen met het schilderen van behangsels werden wij ons bewust van de omvang en het belang van dit Nederlandse ambacht. Het is fascinerend om te ontdekken hoe men destijds met de juiste effecten lege muren transformeerde tot illusionistische landschappen”.

 

De overgeleverde schetsen, reisverslagen en nota's geven slechts een beperkt beeld van de werkwijze en de gebruikte technieken. Hoe kwam het behang tot stand? Hoe verliep een opdracht? Hoe zag een atelier eruit? Werd er gewerkt met sjablonen of vaste elementen? Hoe verliep het werkproces? Wie bepaalde de kleuren, onderwerpen? Welke overige stofferingen waren van belang bij de keuzes? In hoeverre sloot het ontwerp aan bij het bestaande interieur?

Onderzoek

Veel van dit soort vragen is niet meer te beantwoorden. Daarom hebben Gimenes en Snijder zich verder verdiept in de technieken en het maakproces. Door boeken en proefschriften te lezen maar ook door het bezoeken van musea en (particuliere) huizen kregen zij een beter inzicht. Zo kunnen bijvoorbeeld ook diorama's en (toneel)decorstukken helpen om de gebruikte technieken en effecten te vergelijken.

 

Inmiddels heeft het duo veel van deze theoretische modellen in praktijk gebracht. Lichtval, diepte, perspectief, kleurgebruik en andere effecten van weleer brengen zij opnieuw tot leven in hun eigen stijl. De persoonlijke wensen van opdrachtgevers en de architectuur spelen, net als vroeger, bij het creëren uiteraard ook een belangrijke rol. Door optische illusies en kleurgebruik valt volgens Snijder&Co een bepaalde sfeer op te roepen. “Door de juiste verhouding van het werk kan een ruimte gemanipuleerd worden”.

 

Meer informatie over de tentoonstelling vindt u op de website van het Westfries Museum: wfm.nl


Over Snijder&CO

Snijder en Gimenes – opgeleid als graficus en kunstenaar – gaven hun banen als art director op om in 2010 zelf behang te gaan ontwerpen en produceren. Aanvankelijk maakten ze digitale behangcollecties, tot ze meer handmatig vanuit eigen tekeningen en ontwerpen gingen werken, op maat aangepast aan het vertrek. In de loop van de jaren hebben zij zich ontwikkeld tot experts in het schilderen van behangsels. Ontwerp en uitvoering zijn op maat gemaakt, net als in de zeventiende en achttiende eeuw. Zo schilderen zij panorama’s en landschappen met vogels, bloemen en planten. Oude technieken passen zij toe met nieuwe producten en materialen. Het werk draagt daardoor toch vooral hun eigen handtekening.

Reactie schrijven

Commentaren: 0